Categoriearchief: Denksels

Waarom ik nog CD’s koop

Ik heb altijd een zwak gehad voor kleine winkeltjes. Tegenwoordig ben ik wat meer gehard, maar tot een aantal jaar terug nog kreeg ik medelijden met winkeliers van winkeltjes waarin geen klanten rondliepen. Niet dat ik mij geroepen voelde om er uit medelijden tóch te winkelen (anders was ik straatarm geweest), maar ik kon me toch moeilijk voorstellen dat mensen met zo’n kleine nering hun brood konden verdienen en dat deed me zeer.

Ondanks mijn gehardheid koop ik nog graag en regelmatig CD’s in de winkel, in plaats van ze online te laten bezorgen of direct te downloaden op mijn ipod (wat ik óók doe trouwens). En dat terwijl de meeste functies van een CD-winkel ondertussen wel door het internet zijn achterhaald. Diensten als last.fm of Pandora FM (helaas alleen maar via proxy tegenwoordig) bieden je de mogelijkheid om muziek te beluisteren die lijkt op wat je leuk lijkt, scherpe aanbiedingen vind je natuurlijk overal, net als de nieuwste muziek. Ik ben niet het type dat winkels binnenloopt voor een praatje, dus ook gepersonaliseerde adviezen zijn aan mij niet besteed.

Nee, wat mij drijft om meer geld uit te geven aan muziek dan de laagste prijs is omdat ik het belangrijk vindt dat er CD-winkels zijn. Een winkel waarin je binnen kan wandelen en op je gemakje kan rondlopen om te kijken of er muziek is die je leuk lijkt. Waarin je CD’s kan beluisteren en al dan niet kopen en waarin je heerlijk kan bladeren door de platenbakken (heerlijk archaïsch woord). Maar vooral dus een winkel die je stad maakt of breekt, die het verschil maakt tussen een stad waarin je tussen de eeuwige ketenzaken door de dingen koopt die iedereen koopt en die elke stad gelijk maakt aan de volgende, en de winkel die er voor zorgt dat mensen de stad in gaan en niet thuis bij hun brievenbus of achter hun computer gaan zitten wachten tot de wereld bij hen naar binnenwandelt. Een CD-winkel is er voor leefbaarheid en dus voor avontuurlijke mensen die van hun stad én van goede muziek houden.

Zaterdag 17 april is het internationale Record Store Day. Velvet en Plato doen eraan mee in Leiden.

Volwassenheid

In mijn vorige baan liep ik veel aan tegen jongeren diezwolgen in het slachtofferdenken, en de eerlijkheid gebied mij te zeggen dat inbepaalde gevallen zij daarin bevestigd werden door collega’s. Voor pubers ishet ook heerlijk en makkelijk om zich als een slachtoffer te gedragen. ‘Ik benniet verantwoordelijk voor wat mij overkomt, dat zijn de anderen.’ Huiswerkniet maken? Dan krijg je strafwerk of moet je nablijven en dat is de schuld vande leraar, die het dan ook verdient om hiervoor gehaat en zwartgemaakt teworden. Eén coördinator op een school waar ik werkte had dit goed door en hetwas dan ook een genot om met hem door de gangen van de school te lopen en hemleerlingen te zien aanspreken op hun gedrag. ‘Ik wil jou helemaal nietstraffen, maar door jouw gedrag vraag je mij nu dit om te doen. Kun je jevoorstellen dat ik dat jammer vind?’

Beroepshalve ging ik mij verdiepen in de werking van hetslachtofferdenken, en kwam in aanraking met de dramadriehoek, een interessantetheorie verwant aan de transactionele analyse, waarmee ik oplettende lezertjesniet ga vermoeien. Wel met het idee erachter. Slachtofferdenken is een typischvoorbeeld van de één boven de ander stellen, en dat kan zowel goed- als slecht-als onbedoeld zijn. Iemand ‘helpen’ is zo’n voorbeeld. Door jezelf als groteredder op te stellen, duw je de ander dus in de rol van ‘iemand die geholpenmoet worden’ en ‘help’ je zo iemand dus van de regen in de drup. Jezelfopstellen als slachtoffer van een situatie, het klassieke slachtofferdenken,stelt de ander op een hogere plaats dan jij, en daarmee duw je je eigen positiedus naar beneden. En iemand veroordelen is nog zo’n voorbeeld. Jij stelt jezelfdus in de hogere positie om de ander te veroordelen, en de ander heeft op diemanier geen andere uitweg dan zich te gaan verdedigen en dus een lagere rol aante nemen in de interactie. De gemene deler in deze voorbeelden is dat je voorde ander denkt, en zijn motieven en gedachten voor ze invult, zonder die techecken.

De uitweg uit zo’n patroon is te stoppen met voor de ander tedenken. En de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat dat ook voor mij nog bestmoeilijk is. Als ik al één van de dynamieken hierboven de mijne moet noemen,dan is het wel het helpen. Het is zo’n tweede natuur voor mij om de helpendehand uit te steken, dat ik mensen om mij heen soms tot wanhoop drijf of zelfsin een automatisme dat zij bepaalde dingen niet meer doen, omdat ik die taaktoch wel op mij neem. Het is voor mij makkelijker om voor anderen te denken,dan ze zelf die gedachten uit te laten spreken.

Turing Test

Alan Turing was een baanbrekende wetenschapper op het gebied van artificiële intelligentie. Als eerste formuleerde hij in 1936 de definitie van een intelligente computer. Als een proefpersoon afwisselend met een computer of met een mens zou communiceren, en achteraf niet zou kunnen aanwijzen wie de menselijke en wie de artificiële gesprekspartner was, mocht de computer intelligent genoemd worden. Tot nog toe is het overigens niet gelukt om een computer deze test te laten doorstaan. Wat overigens een veel belangrijkere vraag is: hoe voelt de proefpersoon zich als deze test geslaagd blijkt?

Al ruim een jaar volg ik twee weblogs, geschreven door ene Kimberley en Mandy: boeiende, interessante weblogs over twee vrouwen met uiteenlopende verledens, waarin menig crisis werd bedwongen. Zeer verslavende weblogs, waarvan de schrijfsters ook bij mij en Judith reageerden, en ook bij een aantal lezers van mijn weblog. Ik heb deze weblogs leren kennen via Judith, die in eerste instantie Kimberley’s log onder ogen kwam, en daarna Mandy’s met daarop een aangrijpend verhaal over drugsverslaving en hoe ze deze overwonnen had. Mandy logde als eerste, kreeg een relatie met Kimberley, en op den duur ook ging ook zij bloggen met de (zo blijkt later) omineuze namen dreamvault en dreamboat. Na verloop van tijd sloot Mandy haar blog af en reageerde in de luwte zo nu en dan bij Kimberley op het blog.

Deze week bleek dat deze weblogs volledig verzonnen zijn. Dat ze beiden geschreven zijn door een man veel ouder dan deze twee dames, die deze logs met een haast obsessieve energie heeft onderhouden en gevoed. Ik ben hierover nog steeds verbijsterd. Voor veel van de schrijvers van logs die ik volg voel ik genegenheid en betrokkenheid, en deze wordt ook beantwoord in de vorm van reacties op mijn log, en zo nu en dan een uitwisseling in een andere vorm. Met Kimberley had ik één of twee mails gewisseld, vooral ten tijde van één van de crisissen op hun logs, ik heb zelfs één keer een MSN-gesprek met haar gehad. Nu blijkt dat niet alleen Kimberley en Mandy uit iemands fantasie zijn ontsproten, maar ook een hele schare vrienden, die op hun logs reageerden, op elkaar, en de blogschrijfsters ook weer op hen. Zelfs in retrospect is het onmogelijk om alle toegepaste trucs te doorzien, al zie je achteraf natuurlijk wel wat gaten in het ingenieuze masker dat deze man dagelijks opzette.

Een aantal jaar terug schreef Maria Goos in het Volkskrant Magazine de feuilleton Leef! In dit feuilleton vertelde een verloskundige door middel van mails naar haar beste vriendin over haar werk, en de problemen die ze in haar gezin onderging. Een mooi concept dat boeiend en meeslepend was, en waarvan elke lezer het idee had dat het waargebeurd was. Tot bekend werd dat Maria Goos de schrijver was, en haar verhaal weliswaar had gebaseerd op gesprekken met verloskundigen, maar dat het verder volkomen fictief was. Het duurde een tijd voordat de bewondering de verontwaardiging wist te verdringen. Maar punt is dat er op gegeven moment ook daadwerkelijk werd aangegeven waar de grens lag tussen werkelijkheid en fictie.

Het is niet erg dat er in de kunst en in de media wordt gespeeld met dat grensvlak tussen fictie en werkelijkheid. Het is een wezenlijk grensvlak met een grijs middengebied, en elk experiment is het waard om uitgevoerd te worden. Maar in het geval van Kimberley en Mandy zijn er daadwerkelijk mensen gekwetst. Mensen die dachten een innig contact met de dames te hebben, en die (voor een deel) afhankelijk waren van dat contact. De schrijver was hiervan op de hoogte, maar heeft willens en wetens nagelaten zichzelf te ontmaskeren en hiermee onschuldigen te beschermen. Hij had deze personae waarschijnlijk nodig om zijn privéleven af te reageren, en heeft volkomen uit eigenbelang gehandeld. Hij was verslaafd aan zijn rol als Kimberley en Mandy. Nogmaals: zolang er niemand door geschaad wordt zijn daar geen bezwaren tegen, maar er zíjn mensen geschaad, wat mij zowel kwaad als bedroefd maakt. Net als in mijn vorige logje: wat doen mensen elkaar toch aan?

Mij rest niets dan een mengsel van teleurstelling en fascinatie. Teleurstelling omdat ik een band voelde met iemand die niet bestond, of die misschien wel bestond maar over wezenlijke dingen heeft gelogen. En fascinatie omdat ik ook bewondering moet hebben voor de toewijding waarmee deze man zijn personae een leven heeft gegeven, een karakter, een achtergrond, hobby’s, interesses, afkeuren, vrienden en een eigen manier van reageren op logs van anderen, op elkaar en op wat dan ook. Maar bovenal voel ik walging over wat hij anderen heeft aangedaan, hoezeer hij mensen heeft beschadigd en pijn gedaan door zijn leugenachtige en egocentrische gedrag.

En toch. En toch moet ik eerlijkheidshalve zeggen dat ik de logjes mis. Ik mis het enthousiasme, en de als waarachtig overgekomen betrokkenheid die Kimberley en Mandy tentoonspreidden. Hun verhalen waren boeiend en meeslepend, en de trouw waarmee ze reageerden (de laatste maanden alleen nog ‘Kimberley’) was hartverwarmend. Hun aanwezigheid op internet staat nu in een negatief daglicht, maar desalniettemin denk ik ook met warme gevoelens terug aan deze tijd. Misschien heb ik mijn onschuld verloren, maar wijzer ben ik er wel van geworden en ik heb er een intrigerende herinnering aan overgehouden. Voor anderen is deze periode heel wat wranger afgelopen.

edit: op de volgende sites kun je ook over dit onderwerp lezen:
sierconflex
zomerregen
otto de vries
moonspace

Zonderlingen

Graag wil ik hier een lans breken voor de zonderling. Van zonderlingen kunnen we nog wat leren, want zonderlingen doen niet aan de gebruikelijke denkkaders. Zonderlingen denken oorspronkelijk en daarom is het altijd een genot om naar zonderlingen te luisteren. Al is het zo nu en dan wel vermoeiend, want een kenmerk van zonderlingen is dat zij zichzelf graag horen praten.
Daarom kan het nuttig zijn om met zonderlingen een stopwoord af te spreken. Het beste is om dit aan de zonderling over te laten welk woord dit kan zijn, want het moet een vreemd woord zijn dat niet per ongeluk in een conversatie tevoorschijn kan komen. De afspraak is dat het stopwoord genoemd wordt als de luisteraar andere dingen te doen heeft en er niet tussen kan in de monoloog van de zonderling.

Ik ken maar een paar zonderlingen, en niet allemaal voldoen ze helemaal aan bovenstaande omschrijving. De meeste kunnen uitstekend luisteren, maar doen dat wel op een zonderlinge wijze, want ze nemen niet alles voor zoete koek aan. Ze stellen vragen, leiden je af, proberen je te betrappen op gemeenplaatsen, benoemen die ook en vragen vervolgens wat je er écht van vindt. Praten met zonderlingen kan daarom enorm vermoeiend zijn, maar ook enorm verrijkend, want maar weinig mensen kunnen zo naar je luisteren als zonderlingen.

Hare Hare

Via de mail werd ik op de hoogte gesteld van haar belangstelling voor vrijwilligerswerk, en kort daarna kreeg ik een korte mail, ingevuld door een mailformulier waarin ze aangaf ervaring in het onderwijs te willen opdoen, een HBO-opleiding had gedaan, en zelf met veel plezier naar school was gegaan als jongere. Onvoldoende informatie voor mij om iemand op aan te nemen, dus belde ik haar op om een afspraak te maken voor een kennismakingsgesprek. Ken je dat? Je hebt iemand aan de telefoon, en er klopt iets niet. Ze antwoordde te snel, voordat ik mijn vragen had afgerond, ging te lang door met praten, ook wanneer ik aangaf iets te willen zeggen en gaf dus over het geheel genomen een indruk niet te kunnen of willen luisteren, ze was vooral met zichzelf bezig. Maar ook op een gevoel en een telefoongesprek wil ik niemand afwijzen, dus de afspraak ging door.

>huiswerkOok tijdens het gesprek kon ik er niet mijn vinger opleggen wat er met haar aan de hand was. Ze had een stipje van aarde op haar voorhoofd, ik dacht dat dat iets te maken had met hindoeisme, en ze was wat excentriek gekleed. Ook tijdens het gesprek ontbrak het aan een ritme, een ritme waarin je normaliter met mensen praat, en ik bleef bij de conclusie dat ze teveel met zichzelf bezig is, en te weinig met anderen. Toch wilde ik mijn gevoel niet helemaal volgen, en kijken hoe zij het werken met jongeren zou doen. Soms zie je mensen helemaal opbloeien als ze met de ontwikkeling van jonge mensen bezig zijn. Ik sprak dus (na heel veel moeite te doen haar bij de les te houden) met haar af dat ze een dagje zou meedraaien.

"Ze is heel raar! Ze loopt de hele tijd in zichzelf te praten, soms gaat ze gewoon staan bidden in een hoek, en ze zit maar bij die jongeren zonder iets te zeggen. En de conciërge heeft ons gewaarschuwd dat ze een Hare Krishna is!" zeiden mijn stagiairs. Ik weet niet veel van de Hare Krishna af, maar wel dat ze altijd in het oranje gekleed zijn, dat was zij niet. Ik heb haar een aantal keer geobserveerd die middag, en merkte inderdaad dat het haar niet goed lukte om contact te leggen met de jongeren, laat staan om ze te helpen bij hun huiswerk. Wat me wel opviel was dat ze een jongen complimenteerde met de mooie tekening die hij had gemaakt, wat ik een positief signaal vond. Maar mijn observaties en de verhalen van mijn stagiairs noodden mij om een gesprek met haar aan te gaan wat er nou precies aan de hand was.

hare hareZe bleek net een half jaar geleden uit een veertienjarig verblijf in de Hare Krishna te zijn gestapt, en volledig met zichzelf in de knoop te liggen. Op aanraden van haar vader had ze twee maanden lang geschreven over de zaken die haar bezighielden, en de conclusie die ze trok was dat God een schoft was. En tijdens het gesprek noemde ze duizend redenen om aan te geven waarom dat het geval is , zoveel dat ik me er niet één van kan herinneren, maar ik kon me het levendig voorstellen. In de Hare Krishna had ze zich vol overgave gestort in het sekteleven en geprobeerd zich een plekje te verwerven. Iets dat haar niet goed lukte, vermoedelijk doordat ze al labiel was toen ze door het gezelschap werd geworven. Ze klaagde dat ze als vrouw niet serieus genomen werd, dat ze geen kader functie kreeg, ondanks haar jarenlange toewijding, maar bovenal klaagde ze over dat opperwezen, dat mensen manipuleerde om hem te vereren, en er tegelijkertijd niets voor teruggaf.

Ik heb nog nooit iemand mijn mening opgedrongen. Ik heb nog nooit mensen geprobeerd ervan te overtuigen dat god niet bestaat, maar bij deze vrouw voelde ik dat het het enige was dat ik kon doen. Steeds maar weer bewoog ze terug naar haar mening dat god een egoïstische klootzak was, en steeds maar weer probeerde ik haar ervan te overtuigen dat god niet bestond en dat hij dus ook geen klootzak kon zijn. God is een verzinsel van mensen, dat in heel veel gevallen een positieve invloed heeft op iemands zielerust, maar in net zoveel andere gevallen voor ellende zorgt. Zolang deze vrouw dacht dat god bestond, dacht ze dat hij haar het leven zuur maakte, en zou ze nooit tot zichzelf komen. Ik voelde een intens medelijden met haar, iemand die zo vastzat in haar idee van een god, dat ze niet vrij kon zijn, zelfs niet nu ze haar groepje ‘gelijkgestemden’ had verlaten. De enige gevangenis zijn je eigen gedachten. De enige beïnvloeding die jou kan veranderen is de beïnvloeding die je zelf toestaat.

Hoe is het toch mogelijk dat mensen elkaar dit aandoen? Waarom hebben ze deze arme vrouw gekleineerd, niet serieus genomen, gehersenspoeld, gevangen gezet in haar eigen hoofd? Waarom is het toch nodig dat ik op haar in heb moeten praten, heb ik haar moeten aanraden om eerst zichzelf te vinden vooraleer ze jongeren kan helpen met wat dan ook? onderdrukkingNa anderhalf uur praten maakten we een einde aan het gesprek. Ze accepteerde het dat ik tegen haar zei dat ze op dit moment niet moest werken met mensen die zelf de wereld nog aan het ontdekken zijn. Dat zolang zij zelf nog zoekende was, ze anderen niet kon helpen zoeken. Dat sommige leerlingen haar eng vonden, en haar aanwezigheid bedreigend. En ik heb haar sterkte gewenst met haar zoektocht. En gezegd dat als ze wilde lezen over wat mensen elkaar kunnen aandoen als er niemand is die ontwikkelingen in de samenleving een halt toeroept, ze vooral 1984 van George Orwell moest lezen. Dat dit boek voor mij een schat aan inzichten bevat over waartoe mensen in staat kunnen zijn als mensen zich afhankelijk opstellen van politici, denkbeelden en drogredenen. Ik hoop dat het nu beter met haar gaat.

Geluk

vragenlijstZo nu en dan vul ik een online vragenlijst in. Het is meestal stomvervelend, maar er bestaat een kansje dat je er iets mee wint, en ik vind het belangrijk dat er ook leden van de niet-mainstream zijn die hieraan meedoen. Eergisteren kreeg ik er weer eentje toegestuurd, en tot mijn grote interesse ging deze over geluk: een boeiend onderwerp en voor mij zeer actueel de laatste tijd.

"Welke commerciële producten associeert u met geluk?" was de eerste inhoudelijke vraag die gesteld werd. Een open vraag, waarin ik mocht invullen wat ik maar wilde. Wat een fascinerende vraag. Ten eerste omdat ik natuurlijk geen enkel commercieel product kan verbinden met geluk. Producten zijn dingen waarvan je geniet, of nuttigt, of gebruikt, maar een geluksgevoel verbind je niet met een product, hoogstens met een gebeurtenis, en dan vaak verbonden met een bepaald persoon. Maar het meest fascinerende vond ik dat er daadwerkelijk reclamemakers zijn die hun product via hun uitingen verbinden met geluk. Door beelden, muziek, geluid van gelukkige momenten te verbinden met een product, geef je mensen het idee dat het nuttigen van dat product een geluksgevoel teweeg brengt. Wat een walgelijk, kortzichtig en misleidend idee. En helaas blijkt een dergelijke aanpak maar al te goed te werken.

geluk-is-een-richtingIk ben erg bezig met invloeden uit de reclame de laatste tijd. Niet dat ik er zelf zoveel last van heb, behalve ergernis over de oppervlakkigheid en de effectieve gewiekstheid die reclame nu eenmaal hanteert, maar vooral omdat ik over een jaar of twee à drie in de opvoeding te maken zal hebben met reclame. Reclame zal full force gelanceerd worden op mij en Judith, want ouders met kinderen zijn een gigantische doelgroep in de commerciële wereld. Kids Sell, en niet zo’n beetje ook.

En hoe verstandig je als ouders ook bent, door je kind zo min mogelijk TV te laten kijken, niet naar McDonald’s te gaan, niet of weinig te gaan winkelen met een kind, weinig internet en alleen onder toezicht, enzovoorts, zal een kind in zijn klas of op het dagverblijf toch in aanraking komen met kinderen die wel onder invloed staan van de commercie, en dus elke week een andere speelgoedtrend volgen, de zoveelste incarnatie van Spongebob, Bob de Bouwer, kabouter Plop en K3. Het liefste houd ik mijn kind er zo ver mogelijk bij vandaan, maar ik wil ook geen hardvochtige opvoeder worden met een dochter die hoe langer hoe meer vervreemd raakt van haar omgeving. Moeilijke dilemma’s, en pas te tackelen als je daadwerkelijk voor de situatie staat.

hand babyVoorlopig zal ik de opvoeding daarom maar opbouwen uit momenten van intens geluk. Zoals ik bij één van de laatste vragen invulde (‘Welke momenten zijn voor u geluksmomenten?’): ’s ochtends kijken naar mijn geliefde die nog slaapt, zachtjes over haar zwangere buik aaien en je kind voelen woelen, in een flow raken tijdens het sporten en de muziek in je oren intenser beleven dan ooit tevoren, op vakantie op een bergtop staan, het dal onder je zien uitstrekken en je bewust zijn van de uitgestrektheid en zielverdovende pracht van de natuur, een begeleidingsgesprek met een stagiair waarin je een belangrijk kwartje ziet vallen.

Wat ik niet invulde, maar binnen afzienbare tijd wel verwacht, zijn deze geluksmomenten: mijn dochter haar vingers om de mijne te zien grijpen, de blik van volledig vertrouwen te zien in haar ogen als ze in bad gaat, mijn dochter in bed te zien slapen, mijn dochter in de armen van de liefde van mijn leven in slaap zien vallen, haar eerste glimlach, woordje, bewustzijn van de controle die ze op haar lijf heeft, schijnbare focus op één van haar ouders, de eerste keer papa zeggen. De zorgen komen later wel.

It’s not Reality, it’s *Actuality*

Het is natuurlijk bizar om een oordeel te vellen over een volk alleen maar naar aanleiding van alle films en series die je hebt gezien. En discussies die je hebt gevolgd op internet. En wat andere mensen ervan zeggen. En dat ene weekje dat je in hun midden hebt geleefd, maar goed. Amerikanen (in het algemeen, want zoals overal zijn er ook uitzonderingen) hebben rare gewoontes.

Het heeft mij altijd verbaasd dat het taalgebruik in de VS doorspekt is met termen als ‘…like…”…you know…’, ‘…actually…’. Natuurlijk kennen wij dit soort tussenwerpingen ook, maar in de Amerikaanse mond lijkt het een soort symptoom van een ontbrekend werkelijkheidskader. Alsof de gemiddelde Amerikaan voortdurend op zoek is naar een vergelijking, omdat het bevatten van de werkelijkheid te moeilijk is om uit te drukken in taal. In zekere zin zit er iets wanhopigs in het gebruik van ‘like’ in een zin als ‘He was so narrowminded, like he was actually unable to grasp it, you know?’. ‘Je begrijpt toch wel wat ik bedoel?’, lijkt de spreker wanhopig uit te gillen.

Ik had deze gedachten al langer, maar hoopte telkens dat het wel mee zou vallen als je in Amerika zelf mensen hoorde praten. Tenslotte krijgen wij toch een vertekend beeld mee hier van de gemiddelde Amerikaan. Helaas bleek de waarheid toch niet heel ver weg. De flarden van gesprekken tussen mensen waren nog steeds doorspekt met dit soort onzekerheden, en de grote klapper kwam toen Judith en ik ’s avonds naar de TV keken, en een programma werd aangekondigd waarbij mensen in gevaarlijke beroepen met een camera werden gevolgd. Kennelijk waren er al eerder programma’s geweest die dergelijke formats hanteerden, want er moest heel expliciet worden aangegeven dat de werkelijkheid in dit programma nóg echter was dan de werkelijkheid in andere programma’s. ‘It’s not reality, it’s actuality’, zo werd er trots en in indrukwekkende kapitalen gezegd en getoond.

En toen viel bij mij het kwartje. Aangezien alle taaluitingen in de VS politiek correct (of pc) moeten zijn, (dus iemand is bijvoorbeeld niet ‘blind’, maar ‘visually challenged’), raken de taaluitingen steeds verder gedevalueerd, en wel zo ver dat er een tijd zal komen dat de taal geen beschrijving meer zal zijn van de werkelijkheid, maar van een volledig bedacht universum. En gezien de rol van de media in de VS zal dat universum volledig gedicteerd zijn door televisie- en filmmakers. Geen nieuwe ideeën, want gelijksoortige ideeën heeft George Orwell al vertoond met zijn Newspeak (in 1984), maar voor mij zeer confronterend om ze werkelijkheid te zien worden.

Het engste is en blijft dat een substantieel deel van een zeer invloedrijk volk op deze manier langzaam maar zeker de grip op de werkelijkheid verliest, en dus ongeschikt is om beslissingen te nemen op wereldniveau. Deze beslissingen worden echter tóch genomen, en in naam van datzelfde volk. Natuurlijk blijven er veel weldenkende en kritische geesten bestaan in de VS, en hopelijk zullen ook zij hun invloed blijven uitoefenen op deze fictieve werkelijkheid, maar het is een idee dat me sterk beangstigt. Ik hoop dat ik ongelijk krijg.

Wat is een stad

Naast alle verwondering en fascinatie die mij overkomen door het lopen door een stad als New York, is het vooral verbazing die mij in bezit neemt. Hoe kan een stad als deze opereren? Gaan we uit van de 8 miljoen inwoners (en niet de 22 miljoen die in de agglomeratie wonen), stel je dan eens voor wat er nodig is voor die mensen om de stad te laten draaien zoals zij doet. Stel je de hoeveelheid graan, melk, eieren, vlees, groente, water, bier, wijn, jus d’orange, vis, soja, en alle etenswaren eens voor die er dagelijks de stad in moeten worden gereden, die dagelijks worden genuttigd door 8 miljoen mensen. Stel je daarnaast alle andere producten nodig die een New Yorker elke dag gebruikt; kleren, meubels, behang, muren, daken, vloerbedekking, tassen,  computers, mobiele telefoons, planten, bloemen, verlichting, speelgoed en ga zo maar door. Stel je voor hoeveel grondstoffen er dagelijks worden verwerkt om al deze producten gebruiksklaar te maken, hoeveel energie, hoeveel arbeid, hoeveel afvalstoffen erbij worden geproduceerd.

Stel je de infrastructuur voor die er nodig is om dat allemaal de stad in te rijden, de grondstoffen, de halfproducten en de eindproducten, stel je voor hoeveel mensen er betrokken zijn bij het inladen in de vrachtwagens, containerschepen, vliegtuigen, en wie het allemaal moet uitladen, overladen, uitpakken, inpakken, in de schappen zetten of anderszins verkopen, transporteren, thuisbezorgen. Stel je daarnaast voor hoe de gemiddelde Amerikaan leeft (thermostaat op 25 graden in de winter, in de zomer de airconditioning aan, televisie de hele dag aan, dagelijks grote hoeveelheden vlees voor mens en dier, veel reizen met de auto) en hoe de gemiddelde mens leeft (zoveel keer naar de WC, handen wassen, tanden poetsen, douchen of in bad) en bedenk je dan hoeveel energie zo’n stad gebruikt, welke gigantische hoeveelheden kolen, gas, uranium, zonne-energie er verbruikt worden om dat op te wekken. Probeer je de hoeveelheid water en afvalstoffen voor te stellen die er dagelijks het riool instroomt, hoeveel energie het vervolgens weer kost om dat schoon te maken. Stel je het enorme stelsel voor van (metro)tunnels, gangen, riolen, kanalen die er onder een stad doorlopen, en hoeveel moeite en arbeid en energie het heeft gekost om die daar te plaatsen, nog afgezien van alle gebouwen, bruggen en wegen.

En dan hebben we nog maar een fractie voorgesteld van datgene waar een stad echt uit bestaat. Als een stad wordt voorgesteld als een driedimensionale plek op de aarde, met pieken waar de meeste aanslag wordt gepleegd op de natuurlijke hulpbronnen, dan zijn de steden de bergen van deze aarde, en New York, als 16e grootste stad ter wereld zal tot de toppen behoren (terwijl de VS als geheel als energiegrootverbruiker met afstand de Himalaya’s vormt). Hoe groot zou de mondiale voetafdruk van New York zijn? Het Amerikaanse gemiddelde genomen van 9,4 hectare per persoon, en dit vermenigvuldigd met het aantal bewoners (8141241) geeft een mondiale voetafdruk van 765276,7 km2, grofweg een gebied zo groot als Turkije, 18,4 keer de oppervlakte van Nederland.

Voor één stad!

Wat is een stad dan precies? Een stad is een ramp die niet gebeurt. Stel je voor dat er één dag niet de hoeveelheid kan worden ingevoerd die er nodig is. Dat is nog geen ramp, want er zijn voorraden, maar wat als deze voorraden opraken? Een catastrofe. De stad is afhankelijk van een gigantisch gebied om zich heen, honderden kilometers verderop is de invloed van een stad nog te merken, en in het geval van New York met haar beurzen en internationale bedrijven is die invloed zelfs mondiaal. Maar deze omgeving van de stad is op zijn beurt ook afhankelijk van de stad, net als de stad afhankelijk is van haar eigen invloed die zij uitoefent op de wereld. Er zijn veel voorbeelden bekend van gevallen steden wiens invloed niet meer voldoende was op de wereld eromheen. Het duizelt me om rondgelopen te hebben in een stad als New York, met zo’n invloed op de wereld, en vraag me af hoe lang deze stad kan blijven zoals zij nu is, nog 100 jaar, nog 1000 jaar, nog maar 25 jaar?

Voor nu is het het beste om hier zo min mogelijk aan te denken, en te doen wat je in een stad hoort te doen: te leven, te genieten van elke dag, en je ogen de kost geven. Maar ik vraag het me af: hoeveel mensen zijn zich bewust van de reikwijdte, van de invloed, van de mate van organisatie die zo’n stad inhoudt? En is dat vol te houden, je daar constant van bewust te zijn?

Verandering

KauftnichtbeijudenHoe verandert iemand? En hoe merkt iemand dat hij verandert? Is verandering een constante, zijn we niet van moment tot moment iemand anders, en denken we alleen maar dat we dezelfde zijn? Iedere dag verandert iemand, dus een vakantie van twee weken verandert je 14 keer zoveel? En wat als die reis naar Berlijn leidt, en vervolgens naar Dresden en Leipzig? Maakt dat uit?

Ik ben aan het nadenken geweest in al die steden over de verschrikkingen van de mensheid, hoe een volk een leider kan kiezen die op een bijna subtiele wijze het lot van het Duitse volk afhankelijk heeft gemaakt van de vernietiging van de Untermenschen. Door stelselmatig de Joden steeds meer verschrikkingen in de schoenen te schuiven, door ze zwart te maken, ze in een hoek te drijven waar ze zich niet meer uit konden werken zonder zichzelf nog zwarter te maken. Hoe een volk daarin meegaat, meebrult, meedenkt, meedoet. Hoe moet het zijn om in een land te leven dat in oorlog met de wereld is, dat besloten heeft dat de wereld een betere plek wordt als ditLeipzig_ddr_museum land er de scepter zwaait? Ga je elke dag naar kantoor, naar school, naar de bank, naar de fabriek alsof er niets aan de hand is? Denk je elke ochtend aan overwinningen, of maak je je elke ochtend wakker van de zorgen over je zoons die op het slagveld zijn?

Hoe zwak is de mensheid om met deze ideeën mee te gaan? Hoe dichtbij staan wij daar zelf als westerse mensen? Hebben we dezelfde ratio die we ons toedichten, of hoeft het noodlot maar te knipogen en lopen we achter mensen aan als Wilders en Bush en drijven we bevolkingsgroepen of landen steeds verder de hoek in?

Maar wat mij het meeste verbaast over Duitsland is het feit dat wanneer het ene totalitaire regime overhoop is gegooid, het volgende alweer op de stoep staat. Natuurlijk, geen regime uit de 20e eeuw kan op tegen de nazi’s (alhoewel: Stalin? Mao? Mugabe? Pol Pot?) op het gebied van wreedheid, maar het communistische regime in Oost Duitsland kon er ook wat van. uiteraard nog afgezien van de rest van het Warschaupact. Judith en ik hebben in Leipzig zo’n acht uur met wijdopen ogen van verbazing en ontzetting en ook plezier rondgekeken in het DDR-museum in Leipzig (een echte aanrader). Ongelooflijk wat een leugens, wat een propaganda, wat een huichelarij, wat een ontzettende kleinering van ‘het volk’, wat een achterhouden van alles wat progressief is. Hoe konden mensen zo leven?

DdrflagNatuurlijk hadden de mensen het ‘goed’, voor een bepaalde waarde van ‘goed’. Er was nauwelijks werkeloosheid, de mensen hadden te eten, ze woonden in verwarmde huizen. Maar er was geen vrijheid, mensen konden geen keuzes maken, ze hadden geen invloed op hun eigen leven, alles werd bepaald door de staat, van de wieg tot het graf. En al vanaf de wieg werden de kinderen gehersenspoeld. Ik heb kinderboeken gezien voor kinderen van 5, 6 jaar waarin militarisme werd verheerlijk "De soldaat staat voor ons op wacht, later als ik groot ben ga ik ook mijn land verdedigen". Hoe langer hoe meer raak ik ervan overtuigd dat Animal Farm en Brave New World maar een fractie van ons verwijderd zijn.

En dan wordt het land ‘bevrijd’, wordt het samengevoegd met het ‘vrije’ westen. En krijgen al die miljoenen mensen te horen: ‘de afgelopen veertig jaar hebben jullie als achterlijken geleefd en ga het nu maar snel doen zoals wij, dan zijn jullie brave burgers’. ‘Onze manier is de beste en wij gaan ons best doen jullie en de hele wereld ervan overtuigen dat het op onze manier moet.’ Waar heb ik dat eerder gehoord?

In Duitsland is de cirkel rond, en overal op de aarde hoor je telkens dezelfde geluiden. Respecteer ons, doe zoals wij, wij hebben de enige waarheid, wij zijn goed en zij zijn het niet. Hoe dichtbij Hitler en Honecker staan Bush en Wilders? Hoe dicht staat ieder volk bij de Duitsers? Hoeveel moet er gebeuren voor wij dezelfde verschrikkingen begaan, in de naam van vrede en vrijheid?

Berlijn

Skyline_berlijnIk denk dat er weinig hoofdsteden in Europa zijn, of zelfs in de wereld, die een zo bizarre geschiedenis hebben als Berlijn. De stad van Hitler, de stad van het fascisme, het levende symbool van de Koude Oorlog, en ook de stad van de eenwording, de hoop, de vooruitgang.

Er loopt een litteken door Berlijn, dat langzaam, langzaamverdwijnt, verandert in gebouwen, parken, kantoren, al zal niemand hetlitteken ooit vergeten. Oost en west zullen altijd bestaan. Oh, desfeer zal veranderen, misschien over honderd jaar kent niemand meer deverschillen, behalve de verschillen die in iedere stad, tussen iederewijk of stadsdeel bestaan. Het verleden zal niet veranderen, maar hetheden wel. Berlijn is de stad die bewijst dat muren kunnen wordenneergehaald, dat vijanden juist broeders en zusters zijn en dat iedergedwongen isolement eindig is.

Berlijn is de stad waar men durfde te zeggen: het verleden ligtachter ons, we kunnen het nooit goed maken, nooit veranderen, maar wekunnen wel samen de toekomst tegemoet zien. We kunnen de verschillennooit veranderen, maar wel samen gaan kijken naar de overeenkomsten. Weweten dat iedere verschrikking uit het verleden geen garantie kanzijn dat het nooit meer gebeurt, maar we gaan er wel ons stinkende bestvoor doen. Berlijn is de stad van de hoop en misschien wel van detoekomst.

Berlijn_constructionBerlijn is de stad die bewijst dat er soms geen andere oplossing isdan het plaatsen van een muur, en dat er op gegeven moment aan mureneen einde moet komen. Dat oude pijn moet verdwijnen voor nieuwevreugde, en daarmee moet samengaan. Berlijn is under construction en zal dat waarschijnlijk ook altijd blijven. In Berlijn gaan vreugde en verdriet hand in hand. Een lach en een traan: The Love Parade.

Komend weekend vertrekken Judith en ik voor een aantal dagen naar Berlijn. Zoals iedere reis iemand verandert, zullen we niet hetzelfde terugkomen, maar een blik op een andere wereld zal ons goed doen. Auf wiedersehen!