Dit is een hypothetisch log, en de helft van een tweeledig logje, voordat ik opmerkingen als misleiding en valsheid in geschrifte naar mijn hoofd geslingerd krijg. Maar het logje is voor 50% op de waarheid gestoeld, want woensdag zullen wij naar alle waarschijnlijk te horen of wij in mei een meisje of een jongetje tegemoet mogen zien als onze oogappel.
Want wat als dit groeiende mensje, dat Judith nu al bijna 20 weken met zich meezeult, een jongetje blijkt te zijn? Hoe zal ik het dulden dat er nog een mannetje in huis is, dat alle aandacht van de liefde van mijn leven opslorpt, dat zal dwepen, met haar zal willen trouwen, dat mij als bedreiging van zijn toekomst zal zien, als een concurrent, en zijn charmes tot het op uiterste zal inzetten om alle vrouwen naar zijn hand te zetten. De verleidingskunsten van het kind zijn onverslaanbaar, schattiger dan kinderen vind je ze niet tenslotte. En waar blijf ik dan? En dan zul je zien dat ik geacht wordt om dit joch te helpen een mannelijke identiteit te vinden. Ik zal hem moeten leren voetballen, ik zal hem moeten leren boeren, winden laten, een band plakken, automerken herkennen, (op de band plakken na moet ik dat ook nog allemaal eerst leren), uitleggen wat buitenspel is, weerbaar maken, stoer, maar gevoelig, met aandacht voor anderen, maar ook sterk in de schoenen staand. Ik voorzie een huis vol autootjes, afgrijselijke robotachtige wezens, nog meer autootjes, nog meer robotachtige wezentjes, de grond bezaaid met meccano, lego en playmobil (wat in het geval van een meisje trouwens ook gewoon het geval kan zijn), en dat alles is nog uitstekend te overzien.
Maar dan begint de puberteit, en zal ik op een bepaalde manier van een concurrent moeten veranderen in een een rolmodel waaraan hij de kunsten van het leven kan afkijken. En zoals dat hoort zal hij zijn eigen weg willen zoeken en dus de grenzen van het mogelijke aftasten, experimenteren dat het een lieve lust is, muzieksoorten leren kennen waar ik stuk voor stuk een hekel aan zal hebben, nare en flauwe vriendjes over de vloer hebben die allemaal een verkeerde invloed op hem hebben, en hoe meer ik daartegen doe, hoe meer invloed ze zullen hebben, dagenlang gruwelijke spellen op de computer doen, continu op MSN, zeuren om het ene na het andere nieuwste mobieltje, computerspel, sportschoen, eisen dat ik hem en zijn vrienden wekelijks naar de voetbalwedstrijd breng, waar ik tegen wil en dank met de overige vaders in conclaaf moet omdat mijn zoon nu eenmaal beter speelt dan de hunne.
En tijdens het opgroeien zal Nummer Drie erachter komen dat hij niet op mij moet lijken, maar op zichzelf, en de enige manier waarop een puber dat kan ontdekken is door zich continu te vergelijken met de mannen om hem heen, en trots te zijn op hoe anders hij is dan die anderen. En dus (want zo werkt de logica van een puber) een hekel krijgen aan iedereen die niet is zoals hij, en dus aan mij. Hoe langer hoe meer zal hij mij haten, ook omdat ik hem grenzen opleg die hij niet wil, maar wel nodig heeft, omdat ik hem natuurlijk nooit genoeg zakgeld geef en met belachelijke argumenten kom als ‘moet je maar voor sparen’ of ‘zoek maar een baantje’.
En dan over achttieneneenhalf jaar is het zover: zoonlief gaat het huis uit. Studeren, of werken, of op wereldreis, het maakt niet uit, het moment komt daar waarop wij hem met de auto brengen naar de plek waar hij zal leren iemand anders te worden dan hij tijdens de puberteit was: zichzelf. Ik voel de brok in mijn keel nu al zitten, de tranen achter mijn ogen, en ook de onmetelijke trots op dat joch dat in de lente van 2008 ter wereld kwam, en nu zijn eigen bijdrage aan de wereld zal brengen.