Categoriearchief: Mooie Muziek

2009 in Muziek

Door alle verwikkelingen hebben behalve Ida en Siri maar weinig categorieën nog aandacht gekregen op mijn weblog, terwijl ik toch op allerlei vlakken dingen heb meegemaakt en ervaringen heb opgedaan. Het schrijven van blogjes kost echter nu eenmaal de nodige moeite en dus tijd en die is schaars tussen alle luiers en blokken door, vandaar ook dat mijn reageerfrequentie op andere blogs drastisch is afgenomen. Hopelijk komt het op gegeven moment in een wat vruchtbaarder vaarwater, maar tot die tijd dank ik alle lezers van dit blog voor hun geduld en begrip. Als voortijdig afsluiter van 2009 nog een muziekblog. Al met al heb ik toch de nodige CD’s weten te kopen die dit jaar uitkwamen, en in navolging van Twitter (het medium ligt mij niet, maar het is een goede oefening om wat bondiger te leren schrijven) minirecensies geschreven voor de albums die op mij de meeste indruk hebben gemaakt. Stuk voor stuk aanraders dus, maar de keuze ligt uiteraard bij u! Veel lees- en luisterplezier.

Fever Ray – Fever Ray. Zangeres Karen Dreijer Andersson van The Knife maakt weergaloze soloplaat. Duistere en organische sfeerelectro met de onmiskenbare ijle stem van Dreijer, een plaat die groeit en groeit en groeit. Aanrader!
PJ Harvey/ John Parish – A Woman A Man Walked By. Weer een prachtalbum van Polly Jean en haar bijna-vaste muzikale partner John Parish. Puntige songs, die stevig rocken en nooit voorspelbaar zijn.
Peter Doherty – Grace/Wastelands. Enfant terrible maakt geen warrige punkpop, maar piekfijne liedjes met veel afwisseling. Uitstekend album, dat ook Ida’s goedkeuring kon wegdragen!
JJ- JJ No2 – Heerlijke luisterpop, knisperende electronica met warme akoestische sfeer. Het wat mysterieuze Zweedse collectief JJ maakt schitterende liedjes met een getalenteerde naamloze zangeres. Alleen via de import te bestellen of op MP3, rechtstreeks bij de uitgever in Zweden. Echt een aanrader!
Animal Collective – Merriweather Post Pavilion. Onnavolgbaar sferische geluidsbouwwerken, die lukraak in elkaar lijken geschoven, maar uiterst doordacht en aantrekkelijk klinken. Niet te classificeren muzieklandschapjes die uitnodigen tot ontdekkingstochten.
Taken by Trees – East of Eden. Leren kennen door de cover My Boys van het nummer My Girls van Animal Collective. Heerlijke singer-songwriter muziek met een oosters tintje. Zweedse zangeres Victoria Bergsman neemt haar album op in Pakistan met locale musici, met een warme, prettige en tintelende muziek als resultaat.
Julian Casablancas – Phrazes for the Young. Voorman van The Strokes maakt eerste solo-album. Pittig denderend in je oorkanaal, met lichte disco-jaren ’80-synthrock-invloeden, maar altijd goede songs die beklijven. Maar ik blijf toch in spanning wachten op het vierde Strokes-album, dat naar het schijnt nog dit jaar uitkomt.
Modest Mouse – No One’s First and You’re Next. Weer een leuke titel met lekkere nummers van de kampioenen van de ironische teksten op puntige, net-geen-woedende zang-over-catchy-en-nooit-voorspelbare-altpop. Outtakes van de sublieme albums Good News For People Who Love Bad News en We Were Dead Before The Ship Even Sank. Ze hadden er niet op misstaan, maar dan hadden we deze leuke EP niet gehad.
Isbells – Isbells. Rustige luisterliedjes van Belgische bodem. Sprankelende gitaar met fluisterende zang kabbelt je oren in en ontspant tot het bot.
Typhoon & New Cool Collective – Chocolade EP. Het plezier spat ervan af op dit korte album als resultaat van de live-samenwerking tussen de twee naamgevers van het album. Lekkere jazzpop met de flowende raps van de eloquente en intelligente Typhoon.
The Dead Weather – Horehound. Lekkere bluesaltrock van het zoveelste project van Jack (The White Stripes) White. Afwisselende songs die je speakers uitdenderen met veel tempowisselingen en een heerlijke energie. Sterkste nummer is het White-product Cut Like a Buffalo.
Nog te weinig beluisterd om mijn mening te verwoorden, maar onnoemelijk lekker klinkend en dus ook aanraders: The XX met het album XX en Dirty Projectors met Bitte Orca

De Speeldoos

Een leuk en sympathiek project van Torre Florim (zanger en bandleider van De Staat) en Roos Rebergen (idem voor Roosbeef) is De Speeldoos. Met schitterend naïeve teksten uit gedichten van verstandelijk gehandicapten van de zorgorganisatie Dichterbij hebben zij een prachtige EP gemaakt met pakkende liedjes die stuk voor stuk het luisteren waard zijn. Te krijgen in een simpele digipack of (en dat is de versie die ik heb) in een heuse muziekdoos, waar je aan een hendeltje kan draaien om te luisteren naar de melodie van één van de liedjes. Alsof De Staat en Roosbeef dit jaar al niet genoeg succes hadden met hun albums Waiting for Evolution en Ze Willen Wel Je Hond Aaien, Maar Niet Met Je Praten, maken ze op de valreep een goed en aantrekkelijk album om het jaar 2009 leuk mee af te sluiten.

Who Killed Amanda Palmer

Amanda Palmer is de zangeres van de Dresden Dolls, die sinds het uitbrengen van hun vierde album tijdelijk samen geen muziek meer maken. De Dresden Dolls is een band uit Boston die aan de wieg staat van de muziekstroming Dark Cabaret, waarin geknipoogd wordt naar muziek uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Theatrale optredens die herinneren aan het werk van Brecht, en compromisloze, maar virtuoze muziek, met veel invloeden uit de klassieke muziek. Aanschurkend tegen de gothic, maar zonder het aangezette bombastische uit deze stroming.

Nu al weer enkele maanden uit, maar schandalig genegeerd door de pers: Who Killed Amanda Palmer, het eerste soloalbum van Amanda Palmer. Palmer is een invloedrijk en interessant figuur, die grote groepen tienermeisjes tot voorbeeld dient om zelfbewust en twijfel- en angstloos door het leven te gaan. Via de blog van Neil Gaiman vernam ik dat ze het album had uitgebracht en mijn interesse was gewekt.

"the ghetto boys are cat-calling me
as I pull my keys from my pocket
I wonder if this method of courtship has ever been effective
has any girl in history said “sure, you seem so nice, let’s get it on”" (ampersand)

De songs blinken uit in tekstuele juweeltjes waarin zware onderwerpen als depressies, abortus na verkrachting of drugsgebruik van vrienden ironisch belicht worden met een virtuositeit waar je blij van wordt. "and blake’s been having trouble with his head again/ he takes his pills but never takes his medicine" (blake says). De stem van Palmer is laag en doorleefd, het is duidelijk dat ze weet waar ze het over heeft, maar weet toch altijd een blijmoedige sfeer neer te zetten, waardoor niets onverdraaglijk zwaar wordt, al kan ze het zo nu en dan niet laten een speldenprik uit te delen. Eentje die mij sterk is bijgebleven is:

"and you’re learning that just ‘cause they call themselves friends /
doesn’t mean they’ll call…" (the point of it all).

Muzikaal ligt het album niet gek ver van de muziek van de Dresden Dolls, wat ook niet zo gek is, aangezien ook in dat duo Palmer de songs schrijft en verantwoordelijk is voor de meeste muziek. Piano overheerst op het album, maar wordt aangevuld met orkestraties, electronica en elk ander instrument dat je kan verzinnen. Van symfonisch en beheerst tot wild en ongetemd, Palmer beroert het klavier als geen ander en sleept je zowel tekstueel als muzikaal mee in haar wereld op een sterk album dat helaas door de platenmaatschappij nauwelijks ondersteund werd. Mocht je nog op zoek zijn naar een indrukwekkend en noodzakelijk album om te kopen, zoek dan niet verder en schaf die plaat aan!

"but who needs love when there’s law & order
and who needs love when there’s southern comfort" (leeds united)

Danger Mouse

attack& releasethebluegodmodernguilt

’t Is alweer een tijd geleden dat ik een muzieklogje schreef, hetgeen niet in overeenstemming is met mijn aankoopgedrag van nieuwe CD’s. Al enige CD’s met het jaar 2008 als publicatiedatum zijn te zien in mijn last.fm speellijst. Toevallig zijn drie daarvan geproduceerd door Brian Joseph Burton, beter bekend als Danger Mouse. Danger Mouse kreeg bekendheid toen hij (illegaal) niet onverdienstelijk The White Album van The Beatles mixte met The Black Album van Jay-Z. Dit was voor Damon Albarn (Blur, Gorillaz en The Good, The Bad and The Queen) reden om hem aan te trekken als producer van het fantastische tweede Gorillaz-album Demon Days, wat de deuren opende voor meerdere opdrachten op het gebied van productie. Ook de productie van The Good, The Bad and The Queen nam Danger Mouse voor zijn rekening. Zijn producties zijn sferisch, licht psychadelisch, met diepe, fuzzy, basgeluiden en melodieuze arrangementen. Klaarblijkelijk kan Danger Mouse deze invloeden in diverse muzieksoorten kwijt, wat blijkt uit drie van de vier albums die dit jaar onder zijn productie het levenslicht mochten zien, en die ik de afgelopen maanden mocht aanschaffen. Een goede gelegenheid dus voor drie korte recenties (ja dat kan ik kennelijk ook 🙂 ).

The Black Keys – Attack and Release
Het vijfde album van dit bluesrock duo uit Akron, Ohio, kenmerkt zich net als de vorige albums als lekkere, rechtoe rechtaan bluegrass gitaarpop met die je terugbrengt naar de ’70’s. Gitarist (en zanger) Dan Auerbach weet hypnotiserende riffs neer te zetten waar Led Zeppelin of Free zich niet voor zou hoeven schamen en drummer Patrick Carney ondersteunt dit met stevige, maar zeer adequate drumpartijen. Danger Mouse draagt zijn steentje bij met wazige achtergrondkoortjes en subtiele synths. Heerlijke plaat en een mooi pleidooi voor het feit dat je echt niet met meer dan twee man op het podium (of in de studio) hoeft te staan om het publiek in vervoering te krijgen.

Martina Topley Bird – The Blue God
De vroegere muze en ex-partner van Tricky kiest voor haar tweede album voor een andere weg dan op haar vorige album Quixotic (2003). Waar ze toen nog muziek maakte die deed denken aan de duistere, gevaarlijke triphop van haar ex, kiest ze nu voor een uitgesproken poppy sound, die gelukkig nergens veilig wordt. Haar prachtige stem leent zich niet voor veiligheid, en zal altijd onschuldig aan de buitenkant, maar gekrenkt en gevaarlijk onder het oppervlak klinken. Hoewel het een echte popplaat is geworden, is de muziek nergens gemakzuchtig of behaagziek, maar juist uitdagend en gelaagd in elk aspect. Zowel teksten, zang, muziek en arrangementen zijn stimulerend, effectief, en bijzonder verslavend om naar te luisteren. Pop noir is de term die eraan gegeven is, en ik kan geen betere vinden.

Beck – Modern Guilt
Modern guilt is al weer het tiende album van wonderkind Beck. Eén van zijn wat melancholischer albums, maar prachtig in zijn arrangementen en thematiek. Beck’s stem is nog steeds de nasale, wat eentonige zang die zijn handelsmerk is, maar die op zijn betere albums wordt vergeven door zijn ironie, zijn humor, de ritmes en de inventiviteit in de muziek. Op dit album ook, want Modern Guilt is een mooie verzameling van sferische, dromerige, maar swingende nummers die in veel gevallen echo’s laten horen van de Beach Boys, maar altijd onmiskenbaar Beck blijven.

The Veils & Zita Swoon 28 november in 013

Voor het eerst sinds tijden ben ik weer eens naar een concert geweest, en wel in het verre Tilburg, maar het concert was de reis meer dan waard.

Tot voorheen had ik nog nooit gehoord van The Veils. Mijn bestemming was dan ook Zita Swoon, de band van (ex-dEUS) Stef Kamiel Carlens, van wie ik al minstens vijf concerten heb meegemaakt en waar ik elke keer weer volledig heb genoten. Maar wat een geweldige band is The Veils. Deze Nieuw-Zeelandse band, gevormd rond zanger/gitarist Finn Andrews (GB/NZ), kwam fiks in de belangstelling met hun eerste album The Runaway Found uit 2004, maar kwam pas echt uit de kast in 2006 met het schitterende Nux Vomica. Op deze plaat kwam de getergde stem van Andrews pas echt tot zijn recht in de songs die een kruising kunnen zijn tussen Nick Cave & the Bad Seeds, Morrissey/The Smiths en Sixteen Horsepower. Prachtige, krachtige songs met een fikse hoeveelheid pathos, alles sterk ten hore gebracht door het viertal en met verve geleid door Andrews. Vorig jaar schijnen ze al furore gemaakt te hebben op Lowlands, dus laat The Veils maar doorgaan met goede optredens geven en mooie albums maken, dan komt het wel goed met Andrews c.s.

De hoofdact was voor mij natuurlijk Zita Swoon. Hun vijfde studioalbum Big City (2007) was me wat tegengevallen. Zita Swoon is een veelzijdige band, die net zo makkelijk swingende rock, funk, disco als jazz ten gehore brengt en elk album dat ze hebben uitgebracht heeft een sterk eigen geluid. Hun voorlaatste album A Song About A Girls hield een stijlverandering in waarmee niet alle liefhebbers even gelukkig waren. Geen vrolijke poppy nummers meer, maar een meer ingetogen sfeer, soms in het Frans gezongen en met nummers die als chansons bestempeld konden worden. Prachtig, maar heel anders dan de fans gewend waren. Deze stijl werd voortgezet op Big City, maar op een wat minder sprankelende manier. Bij het beluisteren van het album had ik trouwens wel het gevoel dat het live allemaal goedgemaakt kon worden. En dat was ook zo, want wat een sterke liveband is Zita Swoon toch. De charme en uitstraling van Stef, de geweldige muzikanten die hij om zich heen heeft verzameld, het plezier dat van de hele band afstoomt, de energie, het vakmanschap: alles zorgt ervoor dat een optreden altijd een feest is om bij te wonen. Toch miste ik wat van de energie die er de voorgaande optredens voor zorgde dat het publiek volledig meeging met de band. Alle nummers werden perfect ten gehore gebracht, met elke keer weer verrassende wendingen en arrangementen, maar de sprankeling was er niet helemaal. Pas bij het toegift kwam deze terug met een bite. Nummers als My Bond with You and Your Planet: Disco! en Jintro & The Great Luna brachten eindelijk de benen van de vloer en het publiek buiten zinnen, zodat ook dit optreden toch weer in mijn lijstje kan van ervaringen om niet gauw te vergeten.

Cijfer: 8,5 (The Veils) / 8 (Zita Swoon)

Als afsluiter nog een geweldig filmpje van Zita Swoon die Jintro & The Great Luna ten gehore brengen aan het winkelend publiek in Antwerpen.

1167

Het grote voordeel van de digitalisering van de samenleving is het makkelijker bijhouden van je dagelijks leven. Ik houd mijn werktijdenregistratie altijd bij aan de hand van mijn treinkaartjes. Heb ik twee enkeltjes gebruikt, dan ben ik voor negenen vertrokken, met een retourtje heb ik gebruik gemaakt van de korting na negen uur. Maandelijks krijg ik een gespecificeerde rekening van mijn mobiele telefoon en kan ik nagaan welke gesprekken ik heb gevoerd en wie in mijn telefoonlijst de hoogste kosten met zich meebrengt (Judith ^_^). screenshot lastfmVoorts kan ik door het internetbankieren mijn uitgaven en inkomsten nauwgezet en realtime in de gatenhouden (en Judith zou ermee kunnen controleren hoe laat ik afreken bijde AH).

En sinds ik iPods heb, kan ik dus nauwgezet bijhouden welke nummers ik het meeste draai, welke nummers ik nooit draai, en wanneer ik naar welk nummer luisterde. Een onbeschrijflijk fijne hulp hierbij is Last.fm, een online service, die gekoppeld is met Itunes en die ook de nummers die je overdag op je iPod registreert. Zo weet ik via iTunes dat ik The Good, The Bad & The Queen in zijn geheel al 16 x heb gedraaid, Peeping Tom al 14x en Good News for People who Love Bad News van Modest Mouse gemiddeld 10x.

screenshot itunesVia Last.fm weet ik dat The Smashing Pumpkins mijn meest gedraaide artiest is, op behoorlijke afstand gevolgd door Mala Rodriguez, Pink Floyd, Modest Mouse en dEUS.

En dit is allemaal niet waar, want het zijn maar momentopnames. Last.fm gebruik ik nu sinds 21 februari en pas vanaf juni wordt het iPodgebruik meegeteld. En hoewel ik iTunes sinds februari 2005 gebruik, heb ik enkele keren mijn computer opnieuw moeten installeren, en zijn de statistieken van mijn iTunes slechts geldig vanaf 14 juli 2006.

Maar ook momentopnames zijn van belang, en ik moest dan ook schrikken begin september toen ik zag dat 1167  van de ruim 4400 nummers op mijn iPod sinds mijn laatste update nog nooit waren gedraaid! Een deel daarvan waren nummers die ik daarvoor uiteraard wel allemaal al had gedraaid, en een deel ervan had ik overgenomen van de eigenaar van mijn vorige (tweedehands) iPod, en tot nog toe nooit beluisterd. Maar het was een hiaat dat ik niet op mij liet zitten, en na het maken van een slimme afspeellijst ben ik stevig bezig geweest om de nummers allemaal te beluisteren. Het voordeel was dat ik ook grote schoonmaak kon houden, aangezien een flink deel van de nummers het beluisteren inderdaad niet waard waren, en die kon ik dan gelijk van het apparaat verwijderen. Na drie weken intensief luisterplezier had ik de klus geklaard en waren alle nummers op mijn iPod minstens één keer beluisterd. Tijd dus voor stap twee, want tot mijn schrik ontdekte ik dat 2450 nummers op mijn iPod slechts één keer beluisterd waren. En hetzelfde liedje begon weer (sic).

Nu is het anderhalve maand later, en gisteren ben ik bij een vergelijkbaar punt aanbeland als begin september: nog 1167 nummers te gaan. Uiteraard ben ik niet volledig anaal-retentief te werk gegaan en heb ik in de tussentijd nummers verwijderd, albums toegevoegd (van o.a. Fatal Flowers, John Cale, Roísín Murphy, Zita Swoon en The Beach Boys), en daarnaast ook nummers gedraaid die niet in de bewuste lijst voorkwamen want het genieten van de muziek staat nog steeds voorop!

Conclusie: web 2.0 maakt het leven overzichtelijk, controleerbaar, en biedt ruimte aan een geheel nieuw scala aan onzinnige obsessies.

Malaramismo

In 2002 zaten Judith en ik op een hip terrasje in Granada en tegelijkertijd keken we elkaar aan en zeiden: ‘Wat is dit voor muziek?’ Met mijn beste steenkolenspaans vroeg ik de naam aan de terrasmedewerker Het antwoord: La Mala Rodriguez. Het nummer dat we hoorden was ‘Tengo Un Trato’ en zowel Judith als ik merkten gelijk de aantrekkingskracht in de relaxte, flamenco-geörienteerde soepele hiphopflows van deze Sevillaanse rapster. Twee dagen later in Jaén aangekomen vonden we haar debuutalbum in een platenzaak, en na een week geduld konden we het daadwerkelijk ook afspelen in Nederland. Wat een geweldig album was dat. Lujo Ibérico heette het en direct bleek: La Mala is cool, ze is eloquent en geloofwaardig, kan als de beste een zinnig en vloeiend geluid voortbrengen, en weet ook nog eens de beste muziek daarbij te kiezen. Een soepele, kalige hiphopbeat, gelardeerd door flamencogitaar en andere Andalusisch getinte muziekelementen. Zoals het hoort bij Spaanse muziek hoor je er een halfgemeende, halfcynische snik onderdoor, die doet denken aan Fado.

Op haar tweede album Alevosía ging ze naar mijn mening iets te ver door in de richting van hardcorehiphop, en wilde ze tegelijkertijd meer melodie in muziek brengen die dat helemaal niet nodig heeft. Toch stonden ook op dit album een paar prachtnummers, met als gigantische uitschieter het geweldige en controversiele ‘La Niña’, met de in mijn oren beste hiphopbeat ooit.

En nu bleek ze zowaar twee maanden geleden een derde album te hebben uitgebracht: Malamarismo. Dit album is enigszins gericht op de Amerikaanse muziekmarkt, waardoor hier en daar een wat gladder geluid is ontstaan. Duidelijk hoorbaar zijn de invloeden van producers als Timbaland of Missy Elliott, maar haar muziek was altijd al gebaseerd op de (betere) Amerikaanse hiphop en ze is er prima in geslaagd haar eigen geluid een ontwikkeling door te laten maken, en dit staande te houden in een iets commerciëler setting. Zodoende heeft La Mala María een album weten te maken dat voor elk wat wils heeft: Spaanse lyriek, kwalitatieve hiphop, een authentiek Andalusisch geluid, en muziek die zowel hard in de auto als op de achtergrond op een hip terras in Granada niet misstaat. Zonder concessies te doen aan zichzelf. Uiteraard heeft ook Malamarismo uitschieters en wat mindere nummers. Tot de eerste categorie behoren de single ‘Nanai’,  en het bonusnummer ‘Por La Noche’, tegenvaller is Miedo, maar dan vooral door de bijdrage van gastartiest Mahoma en ach, contrast moet er wezen. Korte conclusie: heerlijk album. Nu nog wachten of het ooit in Nederland verkrijgbaar zal zijn. Update: via import is het te verkrijgen, als je een wachttijd van twee weken kunt accepteren.

Hier kun je nummers beluisteren van alledrie de albums, de eerste drie van Lujo Ibérico, de vierde van Alevosía en de laatsten van Malaramismo.

Hier vind je de link naar haar myspace, en hier en hier zijn nog video’s van haar nummers te vinden. Beide video’s zijn overigens in Spanje geweerd van televisie, vanwege de onderwerpkeuze en de getoonde beelden.

Come on Feel the Illinoise

IllinoiseSufjan Stevens is een muzikant uit Michigan, die bekend staat om zijn sprankelende en rijke melodieën en zijn poëtische, spirituele en gedachtenrijke teksten. In 2003 kondigde hij aan om voor alle staten van Amerika een conceptalbum te schrijven, een voornemen dat begon met zijn album (Michigan) uit 2003 en een vervolg kreeg in het album Come on Feel the Illinoise uit 2005.

Niet minder dan een meesterwerk. Door alle critici de hemel ingeprezen, en niet voor niets. Sufjan neemt je aan de hand en leidt je langs alle plekjes en gebeurtenissen uit Illinois. Nou weet ik nagenoeg niets van die staat af, en het zou een hels karwei worden om alle verwijzingen in de teksten te gaan opzoeken, maar het album maakt je absoluut nieuwsgierig om op zoek te gaan naar de staat achter de plaat. Zowel tekstueel als muzikaal word je getrakteerd op een mix van een hutspot van een salsa van een smeltkroes. Prachtige, lieflijke melodieën met veel blazers, orkestjes en banjo’s (Stevens speelt zelf 23 instrumenten), aangevuld met gevoelige, beschouwende teksten. Mijn favoriet is nog altijd John Wayne Gacy, Jr., een soort van ode aan een seriemoordenaar. Geen sensatiebelust, effectbejagend liedje, maar een intelligente tekst over de verschrikkelijke daden van een eenzaam iemand, die bij nader beschouwen niet zo heel veel van ons verschilt.

"And in my best behavior
I am really just like him
Look beneath the floorboards
For the secrets I have hid"

Het zijn deze lessen van nederigheid die Stevens ons leert op dit album. Met een blijmoedigheid beziet hij alle grote en kleine daden van grote en kleine mensen die hun stempel hebben gedrukt op Illinois, op Amerika, en op de wereld om hen heen. Die bewondering drukt hij uit in een lichtvoetigheid die aanstekelijk werkt. Zelfs de ode aan Chicago (Chicago) toont van deze grauwe industriële stad met veel werkeloosheid de prachtige eigenschap mensen te veranderen, om te vormen en er weer op uit te sturen.

"you came to take us
all things go, all things go
to recreate us
all things grow, all things grow
we had our mindset
all things know, all things know
you had to find it
all things go, all things go"

Kortom, een heerlijk album om eens te beluisteren. En natuurlijk hopen dat er nog 48 van zulke prachtalbums worden gemaakt.

Druk op de titel van een nummer om te beluisteren

Sharpen Your Teeth

Sharpen_your_teethSinds een klein jaar luister ik op aanraden van een goede vriend naar de muziek van Modest Mouse. Modest Mouse is de band van Isaac Brock, die in de VS gezien wordt als één van de kopstukken van het alternatieve muziekcircuit. Geen idee of dat waar is, maar de muziek die hij met zijn band maakt is mooi. Met vlijmscherpe en rake teksten, een wat schurend en rammelend bandgeluid en prachtige albumtitels als ‘Good News for People who Love Bad News’ of ‘A Long Drive for Someone with Nothing to Think About’. Misschien daarover later meer.

Naar verluid werd Modest Mouse tijdens haar tour in 1998 achtervolgd door Edgar Graham, een muzikant met als artiestennaam Ugly Casanova. De laatste keer dat de band hem zag vergat hij zijn boekje met songteksten, en het lukte Brock nooit om de man te achterhalen en hem de teksten terug te geven. Omdat hij het zonde vond om niets met die teksten te doen, besloot hij om met wat bevriende muzikanten er dan maar een album van te maken, in de hoop daarmee de aandacht van Graham te trekken. ‘Sharpen Your Teeth’ is daarvan het resultaat.

Ondertussen is al bekend dat het verhaal van Graham niet waar is, en een reden voor Brock om een muzikaal uitstapje zonder band te kunnen maken. Feit is wel dat de teksten typisch Brock zijn. Poëtisch en incoherent, recht voor je raap of onbegrijpbaar. Brock heeft een kenmerkende stem met een zweem van manie en wanhoop erin, en die past perfect bij de genoemde teksten. "Don’t you know that you’ll rust, and not belong so much, and then get left alone…/ Don’t you know that old folks’ home smells so much like my own" zingt hij in Hotcha Girls. Nee, vrolijk word je er niet van, maar het lukt hem wel om in enkele eenvoudige bewoordingen de complexheid van een levensoverspannend verhaal te vertellen. Ik vind het prachtig als iemand dat voor elkaar krijgt, en elk nummer ademt de pracht van de verlatenheid en de schoonheid van het menselijk falen, zonder daar nou echt vermoeiend diepzinnig over te worden.

Muzikaal zit het ook allemaal prima in elkaar. Het album klinkt alsof het aan de keukentafel is ingespeeld door een groep vrienden met een taperecordertje in het midden. Niet wat betreft de geluidskwaliteit of de productie, want die is perfect, maar wat betreft de schijnbare achteloosheid waarmee prachtmelodietjes worden ingezet en voortgezet, het hele album door. Nauwelijks te typeren, met vleugjes altrock, met een snufje country in de vorm van een banjospeler in een hangmat, sprankelende gitaarpartijen, laidback drumwerk en een wat spacende soundscape daaromheen. Dit alles aangevuld met Brock’s kenmerk: twee of drie verschillende takes van zijn zanglijnen door elkaar waardoor het lijkt of hij als een meervoudige persoonlijkheid duets met zichzelf aan het zingen is.

Geen album om op een vrolijk dansfeest aan te zetten, wel een voor met zonsondergang op de veranda met een goed boek of een adembenemend uitzicht